Verspreiding
Blokfrequentie. De Roek is waargenomen in 317 kwartblokken (65%).
Trefkans. 7%.
Voorkomen. De Roek is zeer algemeen verspreid. De voornaamste concentraties
zijn gevonden in het noordoosten, zuiden en zuidwesten van de provincie
(figuur 220). De kaart is niet volledig. Vooral in de zuidelijke helft
van de provincie zijn er een aantal hiaten in de verspreiding als gevolg
van onvoldoende onderzoek. De zwaartepunten komen echter goed uit de verf.
De januari-verspreiding van de Roek in Drenthe is uit het verleden
goed bekend1.
Roeken zijn in de jaren zeventig 's winters in alle delen van de provincie
waargenomen met accenten in het zuidwesten, zuidoosten en noordoosten'.
Ook uit de WAD wintertellingen in 1983-94 blijkt een vergelijkbare verspreiding
(1, archief WAD). De top-tien van atlasblokken
met de grootste januari-aantallen bevond zich in 1986-94 geheel ten zuiden
van de lijn Vledder-Emmen (archief WAD). Dit past goed in het verspreidingbeeld
van de Drentse broedkolonies waarvan de meeste zich eveneens ten zuiden
van de lijn Vledder- Emmen bevinden1.
Biotoop
Roeken zijn in kwartblokken met alle soorten biotopen vastgesteld.
Karakteristiek is deze vogel in kwartblokken met veel grasland en in blokken
met veel wegen en bebouwing. In 46 kwartblokken waarin de meeste Roeken
zijn geteld steekt de gemiddelde oppervlakte grasland (59%) met kop en
schouders uit boven de andere biotopen (figuur 221). Van de kraaiachtigen
kiest de Roek het meest voor grasland als winterbiotoop. Het aandeel water
en wegen en bebouwing komt nog aardig overeen met die in een doorsnee Drents
kwartblok maar de overige biotopen leveren fors in voor het grasland. Heide
en naaldbos worden compleet vermeden.
Aantallen
Roeken overwinteren in zeer groot aantal in Drenthe. Het cumulatief
totaal omvat 1396 trekkende vogels en 43346 pleisterende Roeken. Dit totaal
benadert het berekende maxi- mum van 44.000 ex. De ondergrens van de winterpopulatie
is berekend op 25.000 Roeken. Er is weinig winterinvloed vastgesteld. In
januari 1996 en 1997 concentreerden Roe ken zich in een (iets) kleiner
gebied maar liep het totaal aantal vogels nauwelijks terug. De meeste Roeken
in één kwartblok zijn geteld in het Hunzedal bij Eexterveen
(kwartblok 12-36-2) 900 ex. Juveniele Nederlandse (en Drentse) Roeken overwinteren
voor een deel in het oosten van Engeland (1,
Speek & Speek 1984). De achterblijvers krijgen gezelschap van broedvogels
uit Denemarken, Zuid-Zweden en vooral Oost-Europa tot diep uit Rusland
(1, Speek & Speek 1984). De Drentse broedpopulatie
groeide van een dieptepunt van 3500-4000 paar in 1965-74 naar 6893-10308
paar in 1990-951. In januari 1978 zijn 27.000 Roeken in Drenthe geteld
en werd het totaal op 30.000 vogels geschat1.
Januari-tellingen in de jaren tachtig kwamen uit tussen de 10.000 en 20.000
Roeken en in 1990-94 zijn tussen de 6000 en 16.000 Roeken in Drenthe geteld
(1, archief WAD). In tegenstelling tot de positieve
broedvogeltrend lijkt het aantal overwinterende Roeken in 1978-94 geleidelijk
te zijn afgenomen. Dit past niet in het beeld van het landelijke PTT-onderzoek,
waaruit voor de Roek in 1980-95 een gemiddeld stabiele trend werd vastgesteld1.
Wellicht zijn toch vooral verschillen in telmethode en -omstandigheden
verantwoordelijk voor de kennelijke afname in 1978-94. |