Roek Corvus frugilegus

Uit: Broedvogels van Drenthe pag 374-376,
Henk van den Brink, Arend van Dijk, Ben van Os & Peter Venema
Van Gorcum, 1996

Schatting 1978-1995: 5400-10.300

Verspreiding
De Roek broedt hoofdzakelijk in de oostelijke helft van Nederland. In Niedersachsen komt de soort in enkele concentratiegebieden voor. Drenthe is één van de bolwerken van de Roek in Nederland.
De verspreiding kenmerkt zich door concentraties in Zuidwest-, Zuidoost- en Noordwest-Drenthe en kleinere clusters op de Hondsrug en rond Smilde (figuur 309). Het midden van de provincie is vrijwel leeg, ondanks de aanwezigheid van ogenschijnlijk geschikte gebieden met beekdalen, graslanden en hoog geboomte. Mogelijk speelt verdroging en grootschalige omzetting van gras- in bouwland hierin een rol, of het gebrek aan tolerantie van de mens (zie Feijen 1970). In Zuidwest-Drenthe* wordt de Rock in de ene gemeente (Havelte, Vledder) meer getolereerd dan in de andere (Diever, Dwingeloo). In Diever en Dwingeloo worden tot op heden oude en nieuwe kolonies verstoord. De verspreiding in 1994 is in vergelijking met 1979-1980 verdicht; het patroon is ongeveer hetzelfde gebleven.

Biotoop
Hoge eiken lijken bij Roeken in Drenthe een voorkeur als nestboom te genieten, maar ook groepen van boomsoorten als beuk, berk, linde, els, populier, esdoorn, es, grove den en fijnspar worden benut (Venema 1995). De bomen kunnen in een bos staan, maar ook in de bebouwde kom, langs wegen, bij kerkhoven, havezaten of boerderijen. De broedvogels foerageren voornamelijk op graslanden in kleinschalige landschappen en beekdalen. Verstoring en bejaging kunnen kolonies over een groot gebied doen uitzwermen, waarbij de kolonie zich in een aantal kleinere kolonies kan opsplitsen.
Roeken eten overwegend insecten, zoals emelten, en ook regenwormen. Soms worden pas ingezaaide gewassen gegeten, waarbij de Roek een zekere voorkeur vertoont voor door insecten aangetaste zaailingen (Feijen 1970, Leever 1982).

Aantalsontwikkeling
Het aantal Roeken in Drenthe is goed bekend dank zij jaarlijkse tellingen sinds de jaren vijftig en incidentele tellingen daarvoor. In 1993 is het hoogste aantal sinds mensenheugenis in Drenthe geteld, 10.308 paren, aanmerkelijk meer dan de ruim 8000 uit 1944. In de jaren vijftig liep het aantal sterk terug tot een dieptepunt in de jaren zestig en begin jaren zeventig (tellingen in 1961 en 1963 zijn overigens waarschijnlijk onvolledig en voor 1962 geldt dit zeker). Tussen 1964 en 1975 schommelde de stand tussen de 3000 en 4000 paren. Daarna zette een jarenlange toename in. De ogenschijnlijke toename tussen 1991 en 1993 is gedeeltelijk een gevolg van intensiever telwerk (figuur 310).
Hoeveel Roeken vroeger, voor het begin van de tellingen, in Drenthe gebroed hebben is niet meer te achterhalen. Dat het totaal ooit hoger is geweest dan tegenwoordig is aannemelijk. Uit het naburige Niedersachsen zijn wel tellingen bekend en daaruit komt een zeer grote afname naar voren (Rundschreiben Avifauna Niedersachsen 1994). In 1900 bedroeg de stand daar minstens 33.000 paren. In 1940 waren er nog 13.000 (40%) over en in 1972 werd met 2042 paren (6%) het dieptepunt bereikt. Vervolgens vond herstel plaats tot 7000 paren in 1991. De overeenkomst van het recente aantalsverloop met dat in Drenthe is frappant. Om een idee ie geven hoe groot de Drentse stand vroeger zou zijn geweest, ervan uitgaande dat de ontwikkelingen in de vroegere periode overeen komen, is de aantalsontwikkeling in Niedersachsen op Drenthe betrokken. In 1900 zou het Drentse totaal dan 37.000 paren hebben bedragen. Dat is nog eens een aantal om naar te streven!
In Nederland werd omstreeks 1970 een minimale populatie van 10.000 paren vastgesteld. Na de instelling van bescherming herstelde de roekenstand zich. In 1993 kwam het totaal op 47.500 paren.
Menselijke vervolging, pesticidengebruik en rationalisering in de landbouw worden verantwoordelijk gehouden voor de afname. De recente toename is vooral mogelijk gemaakt door de wettelijke bescherming sinds 1977. Ondanks die bescherming werden ook in de jaren tachtig en negentig in Drenthe nog kolonies waarvan mensen hinder ondervinden (lawaai, schijterij) verstoord of verwijderd. De nesten werden met brandspuiten uit de bomen gespoten. Ook zijn vergiftigde en geschoten Roeken gevonden.