Wolder Courant 5 december 2001 |
Het project 'Roeken in De Wolden, Lust of Last?' wil een gemeentebrede discussie op gang brengen over de roek. Over de wijze waarop we als inwoners van De Wolden op een acceptabele manier met deze diersoort samen kunnen leven. Een werkgroep, waarin verschillende betrokken partijen zijn vertegenwoordigd, organiseert dit project. Het project gaat van start op vrijdagavond 8 februari met een informatieavond voor alle inwoners van De Wolden. Aansluitend vindt een forumdiscussie plaats over de volgende vraag: Roeken zijn beschermde vogels die soms voor overlast kunnen zorgen. Is voldoende bekend over het nut van het dier en de redenen waarom het dier beschermd is? En biedt de huidige regelgeving voldoende ruimte om overlast te beperken? Om nu alvast uw interesse te wekken voor deze avond treft u op deze plaats tot 8 februari wekelijks een bijdrage aan van personen ze vraag vanuit een verschillende invalshoek benaderen. Deze week is de reactie afkomstig van Willem Visser. Hij is ecoloog en houdt een pleidooi om te waken voor het trekken van overhaaste conclusies. |
Willem Visser, ecoloog |
Over rode, bonte en zwarte pieten |
Mij is als eerste gevraagd een artikel te schrijven over de roek. Ik zal echter dit beest niet beschrijven. Ik zal ook niet aangeven waarom een roek juist wel of juist niet verdreven dan wel met rust gelaten moet worden'. Dit lijkt vreemd omdat de bedoeling van de roekenwerkgroep is een serie artikelen te publiceren die de discussie over deze vogel of de overlast die deze vogel met zich meebrengt wil voeden. Wat wil ik dan wel? Ik zal proberen met een enkel voorbeeld te illustreren welke valkuilen tijdens zo'n discussie kunnen ontstaan. Ik zal trachten aan te geven dat de mens ondanks alle goede bedoelingen soms enkele gedachtestappen in de discussie vergeet te noemen. Jaarlijks lees je in de krant tijdens het broedseizoen van de weidevogels alarmerende berichten over vossen en kraaien die eieren en jonge vogels opeten. De logische conclusie die onder ieder stuk staat vermeld, is dat er nu eindelijk iets gedaan moet worden aan aantalvermindering van vossen en kraaien. Dit 'allemaal ingegeven door het leed dat de vogelbeschermer wordt aangedaan omdat na: vele uren in het veld, zijn werk en dat van de goedwillende boer, geen positief resultaat oplevert. Meestal wordt er niet bij genoemd dat door het werk van de beschermers de vos en de kraai het juist gemakkelijker krijgen. De vos weet namelijk de spaarzame weidevogelnestjes gemakkelijk te traceren door het reukspoor van de beschermer te volgen. Een kraai ziet op grote afstand de beschermer in het veld en zal de aanwezigheid van een nestje hieraan verbinden. Dit laatste heb ik proefondervindelijk ondervonden bij zilvermeeuwen op de waddeneilanden. PredatiedrukMet het bovenstaande wil ik aangeven dat de
vossen en kraaien inderdaad weidevogelnesten leeghalen, maar deze beesten
moeten ook eten. Men kan zich nu afvragen of er te veel vossen zijn. Een
andere mogelijkheid is dat er te weinig weidevogels zijn, waardoor ze de
predatiedruk (hoeveelheid voedsel die gegeten wordt) van de vos niet meer
aankunnen. De aantalvermindering van de weidevogels komt in ieder geval
niet alleen van de honger van de vos en kraai. Deze wordt ook ingegeven
door de honger van de mens. We zijn het land steeds efficiënter gaan
bewerken. Met grote machines en zo vroeg mogelijk in het jaar moet het
gras worden gemaaid. Voeg hieraan toe de daling van het grondwaterpeil
en we hebben een aantal zeer belangrijke elementen die ervoor heeft gezorgd
dat de weidevogelstand er niet erg rooskleurig bijstaat. Dit is de consequentie
van de moderne landbouw. Specifiek voor de roek zou ik willen aandringen
op onderzoek naar het aantalverloop van individuen en kolonies in de laatste
decennia. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat door het verjagen (of kappen
van houtopstanden) op de ene plaats de roeken op een andere plaats een
nieuwe kolonie stichten. Als deze nieuwe kolonie voor de mens nog meer
overlast geeft, kunnen we slechts spreken van twee verliezers. De discussie
over de roek zal in ieder geval vele kanten van het probleem belichten.
Als wij als mensen bereid zijn van elkaar te leren zal dit op zich al een
positief effect hebben op het probleem. Het lijkt mij het allermooist als
voor en tegenstanders met elkaar een oplossing bedenken die zowel de mens
als de roek een redelijk alternatief biedt.'
|