De Stentor 24 april 2004

Roek belaagt ook sportvelden

door Gerard Potijk

24 APRIL 2004 - VOORST - Sportvelden in de gemeente Voorst hebben te lijden onder het ‘gewroet‘ van roeken en andere kraaiachtigen, die op zoek zijn naar larven. De situatie is echter niet zo dramatisch dat de gemeente naar de gifspuit grijpt om emelten en engerlingen te verdelgen.

Pas als Teun Veldhuis het vierde stukje graszode oprolt, is het raak: een wild kronkelend beestje rolt uit het zand tussen de graswortels. Een larve op weg naar het insectendom die zich in zijn prille ontwikkelingsstadium in leven houdt door aan de wortels van het gras te knagen.

‘Dit is dus een engerling‘, doceert Veldhuis, die dat ziet aan het witte lijfje tussen de bruine kop en het zwarte uiteinde. ‘Een jong exemplaar, want hij is nog erg klein. Een engerling doet er drie jaar over om zich tot meikever te verpoppen. In het derde jaar meten ze enkele centimeters en zie je al pootjes en een insectenkop.‘

Veldhuis werkt bij de afdeling groen van de gemeente Voorst en waakt onder meer over de kwaliteit van de sportvelden. Ook zonder dat de clubs dat vragen voert hij geregeld inspecties uit op de aanwezigheid van engerlingen en emelten. Als er een bestrijding nodig is doet de gemeente dat want dat valt onder groot onderhoud.

Het grootste probleem zit hem volgens Veldhuis niet in de vraatzucht van de larven waardoor de grasmat afsterft. ‘Geel gras herstelt snel als je het beregent.‘ Het zijn de roeken die voor de échte schade zorgen. De larven vormen voor de vogels lekkere hapjes waar ze graag naar op zoek gaan.

Veldhuis: ‘Zitten er maar een paar in de grond, dan blijft het bij pikken. Bij grote aantallen rollen de roeken met hun sterke snavel de zode als het ware op. Dat veroorzaakt grote plekken met tosjes dood gras.‘

Die zijn er deze woensdagmiddag niet te zien op de velden van de voetbalvereniging in Voorst, ook al ontbreekt het niet aan roeken in het bos aan de Beelelaan. Volgens Veldhuis heeft dat te maken met het beperkte aantal larven dit jaar. Er is dan ook geen reden om ze te bestrijden, ook al gebeurt dat niet meer zoals vroeger met de gifspuit.
 


(Foto: Ab Hakeboom)
PARATHION

Veldhuis: ‘Dat deden we tot een paar jaar geleden met parathion. Dat doodt de larven. Maar doodshoofdmiddelen mógen niet meer en sinds een jaar gebruiken we een biologische bestrijdingsmethode.‘

Die houdt in dat de velden worden besproeid met een vloeistof waarin zich aaltjes bevinden. Dat is levend materiaal dat met het blote oog niet te zien is, maar larven wel effectief ‘aanvalt‘. Veldhuis: ‘Ze kruipen in de larve en doden die van binnenuit. We hebben de methode vorig jaar toegepast op de velden van Avanti in Twello en het resultaat was prima.‘

Omdat het een dure methode is (1300 tot 1500 euro per veld) past Veldhuis de methode selectief toe. ‘Het is een bestrijding die je moet overlaten aan een loonwerker die heel nauwkeurig moet werken. Je hebt te doen met levend materiaal.‘

Eerst wordt het veld flink nat gemaakt, waarna de aaltjes op de grasmat worden gespoten. Daarna is de club nog een week bezig met beregenen om het middel in de grond te werken.

Niet alleen de velden in Voorst bevatten volgens Veldhuis te weinig larven om nu al te gaan bestrijden. Ook in Wilp en in Twello hoeft dat niet. ‘Velden in de buurt van roekenkolonies houden we extra goed in de gaten. Maar er is op dit moment nog niets aan de hand.‘