Artikel uit Gelderlander 24-04-2001

Roeken op bruidsvlucht in de Biezenwaard

Door MARC VAN ONNA

WINSSEN - Staatsbosbeheer gaat populieren kappen in de Biezenwaard bij Winssen om overlast van daar nestelende roeken tegen te gaan. Boswachter Klinge vertelt daar over vogels op bruidsvlucht en boerengeriefhout.

De Biezenwaard aan de dijk bij Winssen meet niet meer dan tien tot vijftien hectare en is in vergelijking met de tweeduizend hectare die onder Staatsbosbeheer Rijk van Nijmegen-Zuid vallen, niet meer dan een speldenknop.

Toch is ook in dit kleine stukje bos een grote verscheidenheid aan flora en fauna te vinden. Boswachter Frank Klinge wordt er haast lyrisch van.

Hij wijst op een open plek, waar dovenetel opschiet naast fluitekruid en speenkruid. Ook essen en iepen doen het er goed. 'Als je niets zou doen, werd het hier een puur essen en iepenbos', zegt Klinge.

Dat is ook min of meer het doel van de omvorming die Staatsbosbeheer op plekken als deze voor ogen heeft. Niet meer de rechte rijen populieren van vroeger, maar meer de natuur z'n gang laten gaan.

Dat zorgt ervoor dat er meer soorten gaan groeien en dat er veel meer insecten en vogels huizen. En dat is weer goed voor de 'natuurbeleving' van mensen, al is de Biezenwaard niet heel erg toegankelijk.

'Mensen kunnen al terecht in soortgelijke bossen bij Slot Doddendael in Ewijk of bij de Hatertse vennen', zegt Klinge. 'En als ze willen, kunnen ze dit bos bekijken vanaf de verkeersluwe dijk. Nee, laat dit maar een eiland van rust blijven.'

Die rust is betrekkelijk, want de af en aan vliegende roeken maken een behoorlijke herrie. Recent heeft Klinge 127 nesten geteld. Verder zitten er houtduiven, boompiepers, groene en bonte spechten, eksters en noem maar op. Op de wiel zitten boerenganzen die het riet langs de kant kort houden.

De beschermde roek is zó dominant dat Staatsbosbeheer na de broedtijd een stel populieren wil kappen, zodat ze elders hun heil moeten gaan zoeken. Dat is toegestaan, als er binnen een straal van tien kilometer maar een alternatieve plek is waar ze kunnen nestelen.

In het Land van Maas en Waal zijn die er volop, want overal zijn van dit soort plukjes bos. Vol met populieren, want die groeien lekker snel op de natte kleigrond.

Vooral vroeger werden ze ook veel gebruikt om klompen van te maken, bezems of om de openhaard mee te stoken. Peppels werden daarom ook wel boerengeriefhout genoemd.

Maar ze krijgen ook hartrot na een jaar of dertig en leveren dan gevaar op. Een bijkomende reden voor Staatsbosbeheer om wat aan de peppels te doen.

De roeken zijn een ware plaag voor boeren, omdat de vogels verzot zijn op de zaden van eiwitrijke gewassen als bonen en maïs.

Een direct aanwonende van het bos vertelt dat de roeken hem hebben gedwongen zijn dak opnieuw met riet te laten bekleden. De dieren sloopten de dakbedekking om nesten van te bouwen. 

'Toch woon ik liever hier met het geluid van de roeken', zo vertelt de man, 'dan verderop aan de snelweg.'

Volgens Klinge zijn er in het vroege voorjaar al eens tussen de duizend en 1500 roeken geteld in de Biezenwaard. Hele wolken vogels, op zoek naar een partner.

'Ik noem dat bruidsvluchten', zegt Klinge. 

'Aan de randen zitten de solitaire, zeg maar vrijgezelle roeken. Die vliegen bij zonsopkomst over, op zoek naar een soortgenoot om een koppel mee te vormen. Roeken zijn heel trouwe dieren, ze hebben een vaste partner.'

Een beetje ruzie maken ze soms wel, weet de boswachter. Om eten, bijvoorbeeld. Of ze slopen elkaars nest om het materiaal zelf te gebruiken. Het liefst bouwen ze zo'n nest dus in een populier. Verdwijnt de populier, dan zoekt de roek een andere. 'In die zin is het een echte boomhopper', zegt Klinge.

Voor het bos helemaal is omgevormd tot een plek met 'meer natuur' moet nog even geduld worden geoefend, want dat proces duurt zeker vijftig tot honderd jaar.