Dit artikel is ook verschenen in het blad Politie,
Dier en Milieu nr. 1 maart 2000 (pag 32-35).
Gelukkig gaat het de laatste tien jaar goed met de roeken in ons land.
Dankzij de bescherming sinds de jaren zestig en het verbod op sommige landbouwbestrijdingsmiddelen
verbreiden de roekenkolonies vanuit het oosten zich steeds meer in westelijke
richting. Ook in Oost-Nederland is nog steeds een toename. De enorme achteruitgang
van de 50-er jaren wordt weer goedgemaakt.
Vogelaars en andere natuurliefhebbers zien dit met welgevallen gebeuren.
Minder positief zijn soms boeren en omwonenden bij wiens huis een broedkolonie
flink uitbreidt. leder voorjaar weer komen er her en der klachten over
roeken.
Sommige gemeenten zijn gevoelig voor dit soort klachten. Met als
gevolg dat ieder jaar op meerdere plaatsen roeken en hun nesten op een
illegale manier verstoord worden en gemeenten, bewoners en vogelliefhebbers
tegenover elkaar komen te staan.
Dit leidt zelden tot goede oplossingen, ver(be)jagen op de ene plaats
betekent immers vaak alleen maar het verplaatsen van het probleem. Wat
men niet weet is dat men bovendien de wet overtreedt.
Een meer constructieve benadering is dat de verschillende partijen
(gemeente, natuurbeschermers, omwonenden ...) samen op zoek gaan naar een
oplossing. Vogelbescherming Nederland wil bijdragen aan een goede bescherming
van de roek in combinatie met oplossing voor knelpunten en in dit handvat
de (on)mogelijkheden op een rij zetten.
Voorop gesteld moet worden dat de roek een nuttige rol heeft in de natuur.
Vooral door het eten van grote hoeveelheden emelten (larve van langpootmug)
kan de roek schade aan graslanden helpen voorkomen. Het belichten van dit
positieve effect kan al veel vooroordelen wegnemen. Overigens kan een roekenkolonie
een belangrijk element van "natuur in dorp en stad" zijn. Veel omwonenden
zullen blij zijn met leven in de brouwerij.
Maar er worden ook negatieve zaken ervaren.
Bij roeken zijn er over het algemeen drie elementen die als overlast
ervaren kunnen worden: geluid, uitwerpselen en fourageergedrag. Het fourageergedrag
heeft met name een relatie met schade aan de landbouw. In dit handvat zullen
we ons beperken tot overlast ervaren door bewoners van dorpen en steden.
Overlast is een moeilijk te standaardiseren begrip, omdat dit erg persoonsgebonden
is. Bij iedereen liggen de grenzen van tolerantie verschillend. Bovendien
moet eigenlijk de vraag zijn of bepaalde "overlast" niet gewoon bij de
natuur hoort, net zoals vallende
bladeren bij de natuur horen.
Overlast wordt in de wet niet genoemd als reden om op te treden tegen
roeken. Alleen overlast die mensen ervaren kan dan ook geen aanleiding
zijn om een vergunning voor verjaging te verlenen.
In de wet wordt schade aan de volksgezondheid genoemd als één
van de redenen voor het verlenen van een vergunning om op te treden tegen
roeken. Hier is veel onduidelijkheid over. Wanneer is daar sprake van?
Bij één persoon die last heeft van geluid en daardoor aan
slapeloosheid lijdt of bij tien?
De situatie zal per locatie beoordeeld moeten worden. Het is voor te
stellen dat het geluid geproduceerd door honderden roeken in de buurt van
een ziekenhuis of bejaardenhuis een reëel probleem vormt op bepaalde
tijdstippen van de dag, zoals de vroege ochtend. Overigens moet ook in
deze gevallen de schade goed gedocumenteerd worden.In dat geval kan een
vogelwerkgroep besluiten mee te denken over een mogelijke oplossing.
Uitwerpselen van roeken vormen voor zover bekent geen bedreiging voor de gezondheid van mensen.
Roeken weten zich beschermd door de Jachtwet, de artikelen uit de Vogelwet 1936 zijn dus niet van toepassing. (In de nieuwe Flora- en Faunawet kan dit overigens mogelijk weer veranderen.) De jacht op roeken is nu het gehele jaar gesloten. Slechts met een speciale vergunning mag op roeken gejaagd worden (op grond van artikel 53). De provincies toetsen of er sprake is van één of meerdere van de volgende criteria:
In geval van schade dient men eerst preventieve maatregelen te nemen om schade te voorkomen of proberen de roeken te verjagen.
Afschot mag alleen bij belangrijke landbouwschade, maar mag niet plaatsvinden
binnen 150 meter van de broedkolonie of in de bebouwde kom. In de vergunning
moet het aantal per dag te schieten roeken vermeld worden.
(Als richtlijn hanteren sommige provincies dat een vergunning voor
verjagen en verstoren niet verleend mag worden IN het broedseizoen, als
de vogels daadwerkelijk over zijn gegaan tot het leggen van eieren.)
Sinds de laatste wijziging van de Jachtwet (1994) zijn ook de eieren en nesten van roeken volledig beschermd. Het is onder meer verboden eieren onder zich te hebben, te zoeken, te rapen, opzettelijk te vernielen of te beschadigen. Ook is het verboden om nesten weg te nemen of opzettelijk te vernielen, alsmede vogels waarop jacht niet is toegestaan opzettelijk te verontrusten (artikel 10).
Provincies zijn over het algemeen zeer terughoudend met het verlenen van vergunningen voor verstoring en/of afschot. Steeds vaker wordt een goed plan van aanpak als voorwaarde gesteld. Vogelwerkgroepen wordt gevraagd om in zo'n plan van aanpak mee te denken. Om te voorkomen dat er onverwachte acties (zoals verwijderen van nesten en verstoren door geluid) door gemeenten en/of omwonenden worden ondernomen, is het advies van sommige provincies om bij vermeende schade door roeken en plannen om daar iets tegen te ondernemen altijd een vergunning aan te vragen.
Het standpunt van Vogelbescherming Nederland is om zonder vergunning sowieso niet mee te werken aan acties tegen roekenkolonies en ook niet tegen oude nesten in een kolonie.
Bij het constateren van overtredingen kan hiervan aangifte worden gedaan bij de plaatselijke politie. Het beleid van het min. LNV is dat de Algemene Inspectiedienst zich minder met Jachtwetaangelegenheden bezig houdt; veel onbezoldigde controleurs zijn alleen bevoegd voor zaken m.b.t. Vogelwet en Natuurbeschermingswet.
In uitzonderlijke gevallen, waarbij het bijvoorbeeld gaat om grote aantallen
roeken die schade veroorzaken kan als oplossing aangevoerd worden : verjaging.
Dit moet echter zeer zorgvuldig aangepakt worden anders heeft het geen
effect. Bovendien moet het plan van aanpak vastgelegd worden in de aan
te vragen vergunning.
De eigenaar van de grond waarop de roekenkolonie zich bevindt moet
de vergunning aanvragen. In de bebouwde kom zal dat vaak de gemeente zijn.
De provincie dient de volgende punten in het plan van aanpak op te nemen:
A) Inventarisatie feiten/ vaststelling probleem (gemeente, omwonenden,
Vogelwerkgroep)
Voordat enige actie ondernomen wordt, moet de omvang van het probleem
worden vastgesteld:
Omvang van de kolonie? Hoe snel is deze in de afgelopen jaren gegroeid? Zit er nog groei in de kolonie? Goede getallen over aantalsontwikkelingen zijn essentieel.
Op basis van al deze gegevens kan beoordeeld worden of de schade reëel is. Economische schade, bijvoorbeeld door poep bij marktkramen, is geen grond voor verjaging. Hiervoor an ook naar andere oplossingen gezocht worden, zoals het maken van afdakjes tegen de poep, verplaatsing van de kramen of schadevergoeding.
B) Voorlichting (gemeente, vogelwerkgroep)
Preventief. Het beeld dat mensen van de roek hebben is lang niet altijd gebaseerd op feiten. Een strooifolder voor omwonenden met feitelijkheden over de roek kan hierbij van dienst zijn. Zo weten veel mensen niet dat roeken ook gunstig zijn voor bijvoorbeeld de landbouw doordat ze emelten eten. Een informatieavond voor betrokkenen kan veel vooroordelen wegnemen. Verder kan gedacht worden aan voorlichting op scholen.
Wil het verjagen van de roeken enig effect hebben dan is het van belang dat gelijkwaardige alternatieve locaties voorhanden zijn. Zijn deze niet aanwezig dan heeft een verjagingsplan geen zin. Gelet moet worden op de aanwezigheid van bosjes met hoog opgaande bomen (bij voorkeur met gesloten kroonlaag) in het buitengebied of aan de rand van het dorp met in de directe omgeving gras- en bouwland. Ook kan gekeken worden naar de aanwezigheid van voormalige broedplaatsen of andere bestaande kolonies. Bovendien moeten de alternatieve locaties niet dezelfde problemen opleveren, en moet er door verplaatsing geen toename van de schade in de landbouw gaan optreden.
Voorwaarde is ook dat de gemeente schriftelijk vastlegt (na overleg met alle betrokkenen) dat de alternatieve locatie beschermd zal blijven.
In het plan van aanpak moet al duidelijk aangeven worden waar men liever geen roeken heeft. Bij enkele gemeenten zonder dergelijk plan bleken de roeken op de nieuwe locatie niet welkom te zijn. Dan is het volgende probleem gecreëerd.
In het najaar, ruim voor aanvang van enige activiteit van de roeken, kunnen rond de broedlocatie de oude nesten verwijderd worden met een hoogwerker.
Roeken kunnen vanaf januari/februari weer terugkeren in de oude kolonie, afhankelijk van de winter. Het is zaak zo vroeg mogelijk te beginnen met verjagen. Een combinatie van maatregelen (hierbij past geen afschot) die elkaar versterken, werkt het best. Te denken valt aan (naar voorbeeld van Brummen, vwg Amhem):
constante aanwezigheid (behalve's nachts) van een tiental helikiten (luchtballonnen), waarbij hoogte en locatie per dag gevarieerd wordt.
de aanwezigheid van een natuurlijke predator is voor de roeken een wezenlijke bedreiging. Hiervoor kunnen met de hulp van een valkenier roofvogels worden ingezet. De eerste weken (vanaf het moment dat de eerste roeken verschijnen) 1 x per week. Als de nesteldrang groter wordt 2 tot 3 x per week.
Voorgaande maatregelen kunnen aangevuld worden met het gebruik van een alarmpistool door een speciaal daarvoor aangewezen persoon. Hiervoor is een w 1 apenvergunning nodig (als de loop van voren open is). Bij al deze maatregelen moet regelmaat zoveel mogelijk voorkomen worden, dit om gewenning tegen te gaan.
Bij al deze maatregelen moet regelmaat zoveel mogelijk voorkomen worden. Op sommige plaatsen gaat het niet om de verplaatsing van een hele kolonie, maar het tegenhouden van uitbreiding in de richting van huizen. In zo'n situatie moet voorzichtig worden opgetreden. In die situatie is het beter om een plan in fases uit te voeren. Bijvoorbeeld het eerste jaar alleen werken met ballonnen en geluid en na een jaar de gevolgen te evalueren met de omwonenden.
E) Vergunning (provincie)
Voor het ver(be)jagen van roeken (bijv. met een roofvogel) is een vergunning
nodig op rond van art. 53 van de jachtwet.
Deze vergunning dient aangevraagd te worden bij de provincie.
Aan de vergunning (voor een beperkte periode) moeten voorwaarden verbonden
worden. Een voorwaarde die zeker niet mag ontbreken is dat de acties onmiddellijk
gestopt dienen te worden, wanneer ondanks alle inspanningen, roeken overgaan
tot leggen en broeden.
F) Volgen van de ontwikkelingen (vogelwerkgroep):
Tijdens de gehele actieperiode moet in de gaten gehouden worden waar de roeken precies naar toe gaan (incl. tellingen). Dit om bijtijds te kunnen voorkomen dat ze zich op verkeerde plaatsen gaan vestigen.
G) Maatregelen gericht op de toekomst (preventief):
Zorg dat in de buitengebieden voldoende groepen bomen beschikbaar zijn, waarin de roeken kunnen gaan broeden. Dit houdt in dat er geen geschikte bosjes in het buitengebied gekapt worden en zo mogelijk nieuwe bosjes aangeplant worden. De duurzaamheid van geschikte en aangeplante bosjes moet schriftelijk worden vastgelegd.
zorg dat ze niet verjaagd worden in die gebieden waar ze juist de minste overlast bezorgen. Hiervoor zal toezicht gehouden moeten worden door gemeente (politie)
houdt de oude locatie goed in de gaten en let op het gedrag van de roeken, zodat indien nodig zo vroeg mogelijk maatregelen genomen kunnen worden.
bij bestaande locaties geen activiteiten toestaan/plannen ontwikkelen, die vrijwel zeker zullen leiden tot klachten en/of schade.
planmatig voorlichting geven over positieve aspecten van de roeken.
Voor het overleg over oplossing van het probleem, dienen vertegenwoordigers aanwezig te zijn van de verschillende belangengroepen, die hun kennis en ervaring in kunnen brengen:
Voor meer informatie kunt u terecht bij één van de regioconsulenten van Vogelbescherming Nederland. Voor algemene vragen over het plan kunt u ook Vogelbescherming Nederland in Zeist bellen.
Regio Noord
Klaas Van Dijk
p/a Vogelbescherming Nederland
Postbus 1020
9701 BA GRONINGEN
050 - 3130800 / 050 - 3186146
Regio Holland-Utrecht
Hugo van der Brugge
p/a Vogelbescherming Nederland
Stationstraat 38
1506 DH ZAANDAM
075 - 6351598 (ma t/m do)
Regio Midden- en Oost Nederland
Albert Fopma
Vogelberscherming Nederland
Postbus 925
3708 JB ZEIST
030 -6937700
Regio Zuidoost
Toon Voets
p/a Vogelbescherming Nederland
Postbus 59
5000 AN TILBURG
013 - 5356225 (ma t/m do)
Regio Delta
Ralf Joosse
p/a Zeeuwse Milieufederatie
Postbus 334
4460 AS GOES
0113 - 230075 (ma t/m do)
Vogelbescherming Nederland
Ton Eggenhuizen (Sectorhoofd regionaal)
030 -6937700
Voor de meest actuele informatie en adressen: bezoek de website
van Vogelbescherming Nederland www.vogelbescherming.nl