Aantalsontwikkeling van de Roek in Limburg in de periode 1979-1994Jacques Ummels
In dit artikel wordt ingegaan op de aantalsontwikkeling van de Roek Corvus frugilegus in Limburg in de periode 1979 tot en met 1994. Tevens wordt een overzicht gegeven van de keuze van nestboomsoorten. Ook de belangrijkste bedreigingen worden vermeld. Deze zijn in een vijftal categorieën onderverdeeld en daar waar mogelijk worden conclusies getrokken. De resultaten zijn vergeleken met de rest van Nederland, Belgisch Limburg en Nordrhein-Westfalen. Landelijke ontwikkelingenNog geen eeuw geleden zag men de Roek in Nederland als een nuttige vogel.
Met name voor de landbouw en de houtteelt werd hij van belang geacht. Als
zodanig genoot de soort dan ook wettelijke bescherming onder de toenmalige
wet van 1880. Deze status bleef behouden onder de Vogelwet van 1920 en
aanvankelijk ook nog onder de Vogelwet 1936.
Gedeelte van de roekenkolonie aan de sluis in Born (foto: J. Ummels).
Tabel 1: Aantallen broedparen van de Roek in Nederland en Limburg. Tellingen en telmethodePeriode tot en met 1971: vanaf begin jaren twintig werden er landelijk op last van de overheid Roeken geïnventariseerd. In gemeenten waar de soort als broedvogel voorkwam werden mensen belast met het tellen van het aantal nesten in de kolonies. Tabel 1 geeft een overzicht van de resultaten van de belangrijkste teljaren van 1924 tot met 1971 en de betrouwbaarheid van die cijfers. Periode 1979 tot en met 1994: In Limburg zijn gedurende de telperiode
1979-1994 alle tellingen tussen 10 en 30 april uitgevoerd. Na deze tijd
is het bijna onmogelijk om nog een nauwkeurige inventarisatie te maken.
Vooral in jaren met een warm voorjaar lopen de bomen zover uit dat na deze
tijd vele nesten niet meer kunnen worden gelokaliseerd. Vanaf begin maart
wordt de hele provincie Limburg doorkruist om nieuwe kolonies op te sporen.
Om de beste eindtellingsdatum vast te stellen wordt gebruik gemaakt van
een vijftal grotere kolonies (zogenaamde indicatiekolonies) die elke week
worden geteld (figuur 1). Als indicatiekolonies worden zo mogelijk elk
jaar dezelfde kolonies genomen. Indien het aantal in deze vijf kolonies
niet of nauwelijks meer uitbreidt worden op één dag alle
kolonies in de hele provincie geteld. Deze eindtelling vindt zodoende plaats
op een tijdstip dat de aantallen zijn gestabiliseerd.
Resultaten van de tellingen 1979 tot en met 1994Gedurende de onderzoeksperiode is de provincie Limburg elk jaar onderzocht
op roekenkolonies met als doel na te gaan wat de invloed van de wettelijke
statusverandering van 1977 zou zijn. Tevens was het gewenst een beeld te
krijgen van het te verwachte herstel. De telling van 1979 was de moeilijkste,
daar er vanaf 1970 nauwelijks of geen gegevens voorhanden waren. Als uitgangsgegevens
is gebruik gemaakt van de inventarisatie in 1970 (Feijen, 1976).
Tabel 2: Aantalsontwikkeling van de Roek in Limburg in de periode 1979-1994. Het 'aantal broedparen' in kolom 2 is het resultaat van het gevonden aantal nesten op de eindtellingsdata.
BedreigingenMenselijke invloedDe belangrijkste antropogene bedreigingen van de Roek in onze provincie kunnen in vier categorieën worden onderverdeeld.Verstoringen van nesten in de kolonie tijdens de broedperiode:
in 1985 werd de Vogelwacht Limburg door de staf van de Franciscaner gemeenschap
van het klooster in Nijswiller gevraagd om een advies te geven om te voorkomen
dat Roeken de bomen rond het klooster zouden gebruiken als nestbomen. De
vogels die daar al sinds 1965 jaarlijks broeden veroorzaakten volgens de
bewoners, volgelingen van H. Franciscus van Asisië (een van de grootste
dierenvrienden die ooit heeft geleefd) veel geluid en overlast. Ook zouden
de vogels schade aanrichten aan de eeuwenoude Platanen.
Figuur 3. Waarschijnlijke opsplitsing van de kolonie van Nijswiller (Wittem) naar twee nieuwe nederzettingen te Simpelveld. Weergegeven is het jaarlijks aantal broedparen. Afschot:
tijdens de teljaren hebben we nooit gezien of gehoord dat er in of onder
de kolonies is geschoten. Wel vonden we onder de nestbomen van de kolonie
in Koeweide te Grevenbicht in 1984 verschillende lege jachtpatroonhulzen.
Buiten de kolonies troffen we wel op diverse plaatsen geschoten of gevangen
dode Roeken aan die als afschrikvogels dienst deden op pas ingezaaide akkers
en bij opslagplaatsen voor veevoeder.
Vergiftiging: in diverse teljaren werden grotere aantallen Roeken
het slachtoffer van al dan niet Opzettelijke vergiftigingen. In 1982 werden
in Wittem in totaal meer dan 40 vogels het slachtoffer van het eten van
met parathion vergiftigde tarwekorrels. Op enkele plaatsen lagen de dieren
dood op het nest of hingen ze dood in de bomen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kolonie | Jaar | Toelichting |
Holtum (voetbalveld) | 1981 | de vogels zijn uitgeweken naar een nabijgelegen populierenbosje en naar Born |
Stein (missiehuis) | 1981 | vogels zijn uitgeweken naar Kotem (B) |
Susteren (Lanterdijk) | 1982 | zeer waarschijnlijk uitgeweken naar Roosteren en naar Maaseik (B) |
Wijlre (Brand-brouwerij) | 1984 | |
Echt (Aasterberg) | 1986 | er zaten nog veel jonge vogels in de kolonie |
Graetheide (dorp) | 1987 | na contact met de gemeente Born zijn de kapwerkzaamheden gestopt |
Voerendaal (Reetsrbeek) | 1987 | er zaten nog veel takkelingen in de kolonie |
Wijlre (Brand-brouwerij) | 1989 | na contact met de eigenaar zijn de kapwerkzaamheden gestopt |
Simpelveld (autoweg) | 1990 | er zaten nog veel vogels in de kolonie |
Wessem (kerkhof) | 1990 | na contact met B & W Wessem zijn de kapwerkzaamheden gestopt |
Maastricht (Oud Caberg) | 1992 | de broedvogels zijn uitgeweken naar een 300 m verder gelegen populierenopstand en zijn daar opnieuw gaan bouwen |
Wittem (klooster) | 1993 | er zaten nog vogels op het nest |
Wittem (Cartils) | 1993 | |
Geulle | 1994 | de vogels zijn uitgeweken naar Uikhoven (B) |
Tabel 3: Kolonies van de Roek waar in de periode 1979-1994 nestbomen geheel of gedeeltelijk werden gekapt tijdens het broedseizoen.
Kappen van nestbomen tijdens de broedperiode: gedurende de hele
inventarisatieperiode was het kappen van de nestbomen tijdens de broedperiode
de belangrijkste bedreiging. In bijna alle teljaren zijn op een of andere
broedlokatie verstoringen van deze aard geconstateerd.
Ook het snoeien en renoveren van Canadese populieren langs het Julianakanaal
heeft in het begin van de jaren tachtig op diverse plaatsen voor verstoringen
gezorgd tijdens het broedseizoen.
Een enkele keer is de broedzorg echter zo groot dat deze het overwint
van de angst. In 1980 werd tijdens de renovatie van de populieren langs
de Berghaven van Schipperskerk een nest met jongen verplaatst. Nadat dit
in een andere boom weer was vastgemaakt kwamen na enige tijd de oudervogels
weer normaal voeren.
Van en aantal kolonies werden de nestbomen geheel of gedeeltelijk gekapt
tijdens de broedperiode (tabel 3). Soms zaten de vogels al enkele weken
te broeden. In andere gevallen werd met de kapaktiviteiten begonnen op
het moment dat de vogels bezig waren met de nestbouw.
Daar waar we op tijd werden geïnformeerd konden we de werkzaamheden
stop laten zetten of acties ondernemen om deze zodanig te plannen dat dit
geen verstoring gaf voor de broedvogels.
Vanwege het frequent voorkomen van deze bedreiging hebben we bij de
directie Faunabeheer Limburg aangedrongen om alle eigenaren van percelen
waar roekenkolonies zijn gevestigd te informeren omtrent de wettelijke
status van de soort. In 1989 is gevolg gegeven aan dit verzoek en is aan
alle eigenaren een brief gestuurd met inhoud van deze strekking.
Ook is aan het hoofd van de toenmalige directie Bos- en Landschapsbouw
een aantal malen een topografisch overzicht gestuurd met de exacte lokaties
van alle kolonies. Dit met het verzoek om bij het verlenen van kapvergunning
rekening te houden met de Roek op deze lokaties.
Vergiftigingsslachtoffers onder de kolonie in Wittem in maart 1983 (foto: J. Ummels).
De enige belangrijke natuurlijke factor die van invloed is op het broedsucces
van de Roek is het weer. Vooral de vroege voorjaarsstormen kunnen soms
zo hevig zijn dat de nesten uit de bomen waaien. Als dit
vroeg in het seizoen gebeurt dan worden er vrijwel direct nieuwe nesten
gebouwd. Gebeurt dit echter halverwege of later in het broedseizoen dan
vallen er onder de jonge vogels vaak slachtoffers.
In 1983, 1985, 1990 en 1994 hadden we voorjaren met tamelijk forse
stormen. Eind maart 1990 woedde er rond Born een storm die zo hevig was
dat een groot aantal nestbomen langs de sluis werden vernield. Van de kolonie
van Graetheide bleef niet één boom meer overeind staan. Op
15 en 16 maart 1994 telden we in Ulestraten meer dan 25 nesten die onder
de nestbomen lagen met hierin verscheidene dode jongen.
Ondanks het feit dat er op diverse plaatsen sprake was van ernstige
stormschade hebben we toch de indruk dat deze 'verliezen' onmiddellijk
worden goed gemaakt doordat de vogels in de nabije omgeving opnieuw met
nestbouw starten of aansluiting zoeken bij andere kolonies in de buurt.
Ook de aardbeving in de morgen van 13 april 1992 heeft geen blijvende
schade aangericht. Wel telden we in de eerste dagen na de beving in bijna
alle kolonies veel minder nesten dan er voor. Twee weken later echter waren
alle verliezen weer weggewerkt.
De keuze van boomsoorten die Roeken gebruiken als nestbomen wordt in grote
mate bepaald door de soorten die in het broedgebied aanwezig zijn (tabel
4).
Toch schijnen Limburgse Roeken een voorkeur te hebben voor de Canadese
populier. In 1992 koos bijna 70 % van alle broedparen deze boomsoort als
nestboom. Van alle nieuwe nederzettingen (na 1979) wordt deze populiersoort
op een enkele uitzondering na als de meest geschikte nestboom gekozen.
Dit ondanks het feit dat het gemiddelde aantal nesten per boom (twee) veel
lager ligt dan dat van bijvoorbeeld de Beuk en Eik waar dit gemiddelde
respectievelijk drie en bijna vijf bedraagt. Een uitschieter was een populier
in de kolonie nabij het kloosterin Simpelveld waarin 1992 in één
boom het record aantal van 20 nesten werd vastgesteld. We zijn echter zelden
bomen van deze soort tegengekomen met meer dan vijf nesten. Het is niet
verwonderlijk dat juist deze boom zo favoriet is. Volwassen Canadese populieren
zijn vrij hoog en dus relatief veilig voor de Roek. Ze worden veel aangetroffen
in het Maasdal en in de lager gelegen gedeelten van de provincie. Roeken
vestigen bij voorkeur hun broedplaatsen in gebieden met een hoge grondwaterstand
en veel grasland. Dit vanwege de gemakkelijke bereikbaarheid van hun voedsel
(emelten, ritnaalden en engerlingen) gedurende de nestperiode. Dit zit
in dergelijke gronden namelijk heel kort onder het oppervlak.
Alleen op de oudere broedlokaties (van 25 jaar en ouder) treft men
andere bomen aan dan Canadese populieren. In de kolonies van Ulestraten,
Hoogcruts en Schaelsberg (Valkenburg) die bijvoorbeeld in 1986 meer dan
de helft van alle broedparen herbergden, zijn de Eik en de Beuk de belangrijkste
nestbomen.
Vooral in Eik en Beuk kan het aantal nesten per boom heel groot zijn.
Zo troffen we in 1981 in één eik te Hoogcruts maar liefst
21 nesten aan. In de kleine kolonies op het Fiat-terrein in Holtum en in
Oud-Caberg te Maastricht hebben de vogels gebruik gemaakt van de lage Eiken
en Essen (ca. 4 m hoog). Op alle andere plaatsen werden de nesten op een
hoogte van acht meter of meer gebouwd.
Uit tabel 4 kan worden afgeleid dat de Canadese populier weliswaar
de meest favoriete nestboom is doch Eik en Beuk vanwege de grotere "draagkracht"
geschiktere bomen zijn.
Boomsoort |
nesten |
bomen met nesten |
bomen |
aantal nesten / boomsoort |
nesten per boomsoort |
Canadese populier | 1.014 | 509 | 69,82 | 1,99 | 59,97 |
Eik | 397 | 82 | 11,25 | 4,84 | 22,30 |
Beuk | 228 | 76 | 10,43 | 3,00 | 12,81 |
Gewone es | 47 | 23 | 3,16 | 2,04 | 2,64 |
Esdoorn | 29 | 11 | 1,51 | 2,64 | 1,63 |
Iep | 28 | 12 | 1,65 | 2,33 | 1,57 |
Zoete Kers | 12 | 5 | 0,69 | 2,40 | 0,67 |
Plataan | 11 | 1 | 0,14 | 11,00 | 0,62 |
Berk | 5 | 4 | 0,55 | 1,25 | 0,28 |
Schietwil | 4 | 2 | 0,27 | 2,00 | 0,22 |
Gewone acacia | 2 | 1 | 0,14 | 2,00 | 0,11 |
Larix | 1 | 1 | 0,14 | 1,00 | 0,06 |
Fijnspar | 1 | 1 | 0,14 | 1,00 | 0,06 |
Lijsterbes | 1 | 1 | 0,14 | 1,00 | 0,06 |
Totaal | 1.780 | 729 | 100 | 2,44 | 100 |
Tabel 4. Overzicht van de nestbomen in het broedseizoen van 1992.
De enorme achteruitgang van de Roek in Nederland, met het dieptepunt in
de begin jaren zeventig, was niet alleen een gevolg van de onbeschermde
status van de soort.
Ook het gebruik van landbouwvergif (al dan niet opzettelijk) en factoren
als kappen van nestbomen, wegspuiten van de nesten, uithalen van eieren
en jongen, rationalisatie in de landbouw enz. hebben bijgedragen aan deze
forse vermindering van het aantal broedvogels. Het herstel kan dus niet
alleen worden toegeschreven aan de statusverandering, doch ook aan het
verbod van het gebruik van bepaalde soorten landbouwvergif als aldrin,
dieldrin en methyl-kwikverbindingen en van genoemde factoren. Als we het
herstel in Limburg na 1970 vergelijken met de rest van Nederland dan zien
we een bijna gelijk verloop (figuur 4). Het eigenlijke herstel begint pas
in de tweede helft van de jaren zeventig. Vooral na 1977 (het jaar waarin
de Roek weer zijn beschermde status kreeg) is er een duidelijke toename
van het aantal broedparen.
Figuur 4: Aantalsontwikkeling van de Roek in Limburg en de rest van Nederland vanaf 1970 (1970=100%).
Het herstel verloopt voornamelijk in de bestaande kolonies. Deze worden
eerst uitgebreid. Pas wanneer ze 'verzadigd' zijn ontstaan nieuwe nederzettingen.
Vanaf 1979 is er een duidelijke toename van de grotere kolonies te zien.
Telden we in 1979 slechts twee plaatsen met meer dan 100 broedparen, in
1994 waren er zes lokaties met meer dan 100 broedende paren (tabel 5).
|
|
|||
Kolonie-
grootte |
Aantal
kolonies |
Percentage | Aantal
kolonies |
Percentage |
0-50 | 10 | 62,5 | 23 | 65,7 |
51-100 | 4 | 25,0 | 6 | 17,1 |
101-250 | 2 | 12,5 | 5 | 14,3 |
>250 | 0 | 0 | 1 | 2,9 |
Tabel 5: Koloniegrootteverdeling in 1979 en 1994.
Tijdens de onderzoeksperiode nam in Limburg het aantal broedparen toe met gemiddeld 6,8% per jaar. Indien dit herstel in de toekomst zich op deze manier blijft voortzetten, dan wordt even na de eeuwwisseling weer een niveau van halverwege de jaren vijftig bereikt. Belangrijke voorwaarde is wel dat de soort zijn beschermde status blijftbehouden. Ook zal men steeds alert moeten blijven voor bedreigingen in de broedperiode.
Figuur 5: Aantalsontwikkeling van de Roek in Limburg en aangrenzende provincies in het buitenland in 1983-1994 (NW=Nordrhein-Westfalen, NL=Nederlands Limburg, BL= Belgisch Limburg).
Indien we de toename vergelijken met de situatie in aangrenzende buitenlandse
provincies, dan zien we dat in de periode tussen 1983 en 1992 de soort
in Belgisch Limburg met 75% en in Nordrhein-Westfalen met maar liefst 166%
is toegenomen (figuur 5). In onze provincie was deze toename in dezelfde
periode 56%. De percentages in beide Limburgen moeten echter met de nodige
voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. De meeste kolonies bevinden
zich hier in het Maasdal. Menselijke activiteiten hebben gedurende de onderzoeksperiode
er toe geleid dat de vogels op diverse lokaties zijn uitgeweken naar de
andere kant van de Maas en daar nieuwe kolonies bouwden. Zo is er tussen
Geulle (NL) en Uikhoven (B), Stein (NL) en Kotem (B) en tussen Roosteren
(NL) en Maaseik (B) diverse malen van lokatie gewisseld. De toe- of afname
percentages zullen dus worden beïnvloed door deze onregelmatige verplaatsingen.
Opmerkelijk is de afwezigheid van de soort als broedvogel in het noordelijk
deel van onze provincie (zie figuur 2). Ook in het verleden waren hier
slechts enkele broedlokaties. De belangrijkste kolonie bevond zich in Geijsteren.
Hier heeft de Roek zich tot 1968 kunnen handhaven. Verder zijn er tot 1970
in Roermond en in de omgeving van Horst en Sevenum enkele kleine broedkolonies
geweest. Het is niet helemaal duidelijk waarom de soort het noordelijk
deel van de provincie onbenut laat als broedgebied. Er zijn weliswaar minder
geschikte plaatsen dan beneden Roermond maar toch zijn er nog mogelijkheden
genoeg. Zowel nat grasland als geschikte nestbomen zijn aanwezig. Mogelijk
is de combinatie van geschikte nestbomen met geschikt grasland minder aanwezig
dan in het zuidelijk deel van de provincie. Gezien de frequentie van vergiftiging
wordt de Roek in onze provincie nog vaak als schadelijke vogel gezien.
Roeken eten zowel dierlijk- als plantaardig voedsel. In de periode dat
de jongen worden grootgebracht (april tot en met juli) bestaat dit voornamelijk
uit regenwormen, larven, kevers, torren, wantsen en bladluizen. Naarmate
de jongen groter worden neemt de hoeveelheid plantaardig voedsel toe. De
verhouding tussen plantaardig en dierlijk aandeel is sterk afhankelijk
van de beschikbaarheid van het voedsel.
Roeken kunnen voor de landbouw schadelijk zijn tijdens de voorjaarsinzaai
van granen en in de zomer als de aren vol melkrijpe graankorrels zitten.
Tijdens de voorjaarsinzaai wordt het zaadgoed opgepikt en trekken ze kiemplantjes
uit. Toch is deze schade relatief zeer gering (zie tabel 6). Incidenteel
is de soort ook nog schadelijk bij de inzaai van maats, aardappelen en
suikerbieten. Diverse onderzoeken hebben echter uitgewezen dat Roeken het
grootste deel van het jaar nuttige vogels zijn voor de landbouw vanwege
predatie, op de voor de landbouw schadelijke, invertebraten.
Tussen 1983 en 1993 is er bij de wildschadecommissie (WICO) van de
provincie Limburg 15 maal aangifte gedaan van landbouwschade veroorzaakt
oor 'Kraaien/Roeken'. De schade betrof in bijna alle gevallen vraat van
pas ontkiemde maiskorrels. In zes van de gevallen werd de schadeclaim gegrond
verklaard en is er door het Jachtfonds een schadebedrag uitgekeerd.
Jaar |
schade- meldingen |
|
|
|
schade uitkeringen |
schade- uitkeringen |
1983/85 | - | - | - | - | - | - |
1986 | 1 | Boxmeer | maisvraat | Roeken | 1 | Fl 420,00 |
1987/89 | - | - | - | - | - | - |
1990 | 3 | ? | maisvraat | Kraaien/
Roeken |
geen | - |
1991 | 3 | ? | maisvraat | Kraaien/
Roeken |
1 | Fl 607,00 |
1992 | 5 | Maastricht
Voerendaal Posterholt Valkenburg |
maisvraat | 2 | Fl 2.522,06 | |
1993 | 3 | Eijsden | maisvraat | Kraaien/
Roeken |
2 | Fl 874,49 |
Totaal
1983/93 |
15 | maisvraat | 6 | Fl 4. 423,55 |
Tabel 6. Schademeldingen van Kraaien/Roeken in Limburg in de periode 1983-1993.
Alle mensen die mij tijdens de onderzoeksperiode informeerden omtrent nieuwe
broedlokaties dank ik bij deze van harte. Sj ir Bollen en Annemie Speckens
dank ik voor hun assistentie bij de eindtellingen. Speciaal erkentelijk
ben ik Jos Nijssen die de laatste tienjaar trouw elke zondag gedurende
de teltijd een aantal indicatiekolonies bezocht en waarmee ik sinds 1984
alle eindtellingen heb gedaan. Lei Heijkers van Directie Zuid van het Ministerie
van Landbouw, Natuurbeheer & Visserij stelde de schadegegevens van
het jachtfonds ter beschikking. Van Manfred Scholz ontving ik een overzicht
van de ontwikkeling in Nordrhein-Westfalen. Arend-Jan van Dijk (SOVON)
stuurde me de laatste SOVON-gegevens van Nederland en voorzag het verslag
van kritische kanttekeningen.
Jacques Ummels, Essendijk 15. 6243 BH Geulle.