Tekst over de Heilige Ibis

uit: Zwerven door Zuid-Afrika
Jan P. Strijbos 1955 Pag.142-146


Tijdens ons verblijf in Pietermaritzburg kreeg ik contact met de heilige ibis. Daar vinden wij een groot vogelreservaat onder de rook van de stad. Ik wist van het bestaan van dit vogeloord uit folders, brochures en beschrijvingen van de stad, waarin het steeds vermeld wordt als een druk bezochte roestplaats, waar elke avond vele duizenden vogels zich verzamelen om er de nacht door te brengen. Het was mij echter niet bekend, dat het een enorme broedkolonie was, wellicht de grootste van geheel Natal. Hier, temidden van vele honderden nestelende koereigers, kleine zilverreigers, rietduikers, zwartkopreigers en slangenhalsvogels, kreeg ik kans ook de heilige ibis op de broedplaats te leren kennen, waarmede ik erg in mijn schik was, want deze vogel stond bovenaan op mijn verlanglijstje.
   De eerste keer, dat ik de heilige ibissen zag, herkende ik ze meteen, ofschoon ik ze nog nimmer eerder gezien had. Met een pinguin, een struisvogel, een parelhoen of een secretarisvogel heb je ook geen moeilijkheden en zo was het ook met mijn eerste heilige ibissen.
   Zij kwamen mij direct als oude bekenden voor, want ik kende ze van afbeeldingen en plaatjes in de vogelboeken en ik kon mij onmogelijk vergissen. De grootte, een ietsje kleiner dan een reiger, het witte gevederte met de eigenaardig gekrulde zwarte veren aan het achtereinde van het lichaam, de lange gebogen snavel als van een wulp, de zwarte en naakte kop en hals en de lange zwarte poten lieten geen twijfel over.
   "Kijk," zei ik tegen Aje, "dat zijn nu heilige ibissen, de heilige vogels van de oude Egyptenaren."
   Zuid-Afrika heeft nog meer soorten ibissen, in totaal vijf soorten en allemaal zijn ze gemakkelijk te herkennen. De heilige ibis, de sacred ibis, zoals de Engelsen deze vogel noemen, is wel de meest algemene soort en die kunnen wij door de gehele Unie ontmoeten, zowel langs de kusten, als diep in het binnenland nabij rivieren, stromen en plassen.
   Wij zagen ze telkens in de Kruger Wildtuin bij de Olifants-rivier en bij de Letaba en Shingwidzi-rivier en later ook in het droge en uitgestrekte gebied van de Oranje-Vrijstaat nabij dammen en poelen en vooral zeer talrijk in het vogelparadijs van St. Lucia-baai, Valsbaai en Richardsbaai langs de kust van de Indische Oceaan.
 

Heilige Ibis op zijn nestHeilige Ibis op zijn nest

   Bij een langdurige speurtocht naar blauwe kraanvogels tussen Mooirivier en Estcourt in Natal ontdekten wij een grote gemengde kolonie van koereigers en slangenhalsvogels, aalscholvers en heilige ibissen in hoge bomen. Ik bekeek de bomen eens critisch, maar de nesten lagen allemaal hemelhoog in de uiterst dunne takken en ik zag geen kans daar een film of foto's van de vogels te maken. Maar tijdens de logeerpartij bij Siem de Waal en zijn vrouw kreeg ik eindelijk een goede kans. Het prachtige vogelreservaat van Pietermaritzburg bestaat uit een wijde plas, omgeven door opgaand hout, waarin duizenden koereigers en vele andere soorten elk jaar hun nesten bouwen. Siem bracht mij in contact met de directeur van "Plantsoene", waaronder het vogelreservaat ressorteert, ik kreeg onmiddellijk carte blanche en kon daar temidden van de vogels mijn gang gaan. Ook in het voor het publiek afgesloten gedeelte.
   Zo kon ik ook de plaatsen bezoeken, waar de heilige ibissen nestelden, in totaal een paar honderd paar. De meeste nesten lagen vrij hoog in de toppen der bomen, die boven en over het water hingen en bleven voor mijn doel onbereikbaar. Maar tenslotte ontdekte ik nesten vlak bij de grond. Sommige waren gebouwd tussen de bamboebosjes en in lage struiken. Ik kon er echter met mijn schuilhut niet goed uit de voeten, maar na enig zoeken en speuren vond ik een aantal nesten, gebouwd op lage stompen vlak langs de oever van de plas, die mij geschikt leken.
 

Heilige Ibis op zijn nestHeilige Ibis op zijn nest met jongen

   De nesten bevatten al vrij grote jongen, die ik op drie weken oud schatte. Dat was eigenlijk al een beetje te oud voor mijn doel, want de ervaring had mij bij tal van andere soorten geleerd, dat jongen van die leeftijd maar enkele keren per dag gevoerd worden, zodat het een dubbeltje op zijn kant was, als het mij bij deze nesten zou lukken een voerscène te filmen. Ik wist, dat de ibissen hun jongen niet precies op dezelfde wijze voeren als de verschillende soorten reigers, waaraan de ibissen geparenteerd zijn. En ook weer geheel anders dan aalscholvers, waar ze niets mee te maken hebben. 
   Wat de wijze van voeren betreft, zouden de ibissen nog de meeste verwantschap met de lepelaars vertonen. Voor zover ik wist, was dit echter nog nimmer gefilmd. Ik wilde dat zelf nu eens zien, vergelijkingen trachten te maken en het voeren der jongen op de filmband vastleggen.
   Het kostte heel wat moeite om eindelijk een geschikt plekje voor mijn schuilhut te vinden. Overal stonden struiken of bamboebosjes in de weg, ik moest bovendien rekening houden met de zonnestand, maar na enige uren had ik mij geïnstalleerd en ik was nu van plan niet eerder mijn schuilhut weer te verlaten, voordat ik getuige was geweest van het voeren der jongen. Maar het bleek mij al gauw, dat ik met die heilige ibissen grote moeilijkheden zou krijgen. Ze waren meer dan lastig, begreep ik. Lastig, omdat zij de schuilhut bleven wantrouwen, hoe goed verstopt en gecamoufleerd dat ding ook was. Zij streken wel neer in de boomkruinen, maar op veilige afstand en zo hoog, dat zij buiten schot bleven. Ik keek gedurig schuin omhoog, zodat ik er kramp van kreeg in mijn nek. Toen moest ik enige uren wachten, totdat de zon wat lager was gedaald. De ibissen streken tenslotte neer op de grond, op veilige afstand van de hut en toen merkte ik, dat zij de jongen uit de nesten gingen lokken.
   Door de honger gedreven en aangemoedigd door de zachte lokkreten der oude vogels, gingen de jongen er vandoor. Zij strompelden uit het nest, vielen op de grond en verdwenen tenslotte in de richting van de oude vogels. Daar, op geruime afstand van mijn schuilplaats en geheel buiten het schootsveld van mijn camera, moest ik derhalve toezien hoe de jongen om voedsel gingen bedelen en hoe de oude vogels hun lange, gebogen snavels aanboden. De jongen graaiden het voedsel uit de zijkant van de snavels, waarbij ze nabij de mondhoek naar binnen glipten. Dat alles deed mij sterk denken aan het voeren van jonge lepelaars.
   Die eerste dag ging voorbij en toen de zon achter de hellingen van de bergen verdween, verliet ik teleurgesteld en stijf de hut. Maar de volgende dag was ik weer vroegtijdig present. De jongen stonden weer op het nest, maar in de middaguren verlieten ze dit en wandelden weer naar hun ouders, die verderop neergestreken waren. Ik besloot de schuilhut te verplaatsen en wel op een groter afstand van de nesten. Al die dagen was het snikheet en ik had erg te kampen met de warmte. Het zweet gutste mij van het voorhoofd en mijn sigaret siste uit. Achter mij waren de ibissen teruggekeerd op hun nesten, maar deze bevatten allemaal eieren en ik wilde per se het voeren vastleggen. Ook de derde dag ging voorbij zonder succes.
   In de middag van de vierde dag keerden de oude vogels pas terug op de nesten bij de grote jongen; enige malen zag ik hoe zij hun jongen voerden en ik kon dit uitgebreid filmen. De aard van het voedsel kon ik niet vaststellen. De heilige ibis is een aaseter, die zich voedt met krengen en allerlei dierlijk afval en kadavers. Zijn kop en hals zouden daarop kunnen wijzen. Evenals de verschillende soorten gieren hebben zij een naakte kop en hals, bedekt met een zwarte en wat rimpelige lederhuid. Zonder bezwaar kunnen zij hun kop en hals diep in de ingewanden van een of ander dood dier steken, zonder hun veren te bezoedelen. In verband met hun zwarte kop en hals wordt de heilige ibis ook wel "chimney sweep" genoemd (Afrikaans: "skoorsteenveër"). Ofschoon zij ook wel waterinsecten en kikvorsen verschalken, vormen zij met de verschillende gieren, nimmerzat en maraboe een groep van afvalopruimers. Hoe de oude Egyptenaren er toe kwamen deze echte viespeuken tot heilige vogels te verklaren, is niet zo raadselachtig als het wel lijkt. In de steden traden zij op als een vuilnisdienst en functionneerden zij als een kosteloze gezondheidspolitie.