Heilige Ibis

Een introductie


Achtergrondinformatie over de Heilige Ibis

Hieronder een beschrijving van de Heilige Ibis, overgenomen uit het Handbook birds of the World Vol 1 1992. Voor de volledigheid alles maar vertaald/geplaatst.

Subfamilie THRESKIORNITHINAE
Genus THRESKIORNIS G.R. Gray, 1842

Sacred Ibis
Threskiornis aethiopicus
 
 
Frans: Ibis sacré Duits: Heiliger Ibis Spaans: Ibis Sagrado
Overige benamingen: Madagascar (Heilige) Ibis (Bernieri); Aldabra (Heilige) Ibis (abotti)

Taxonomie. Tantalus aethiopicus Latham, 1790, "Aethiopia" = ? Egypt.
Vormt "superspecies" met T. melanocephalus en T. molucca; deze worden soms gezien als rassen van T. aethiopicus. De rassen bernieri en abotti lijken veel op elkaar, en kunnen misschien beter beschouwd worden als een enkele vorm (bernieri heeft prioriteit); sommige beschouwen ze als aparte soorten. Drie ondersoorten worden onderscheiden.
Ondersoorten en verspreiding.
T. a. aethiopicus (Latham, 1790) - Afrika ten zuiden van de Sahara, Zuidoost Irak; voormalig Egypte.
T.a. bernieri (Bonaparte, 1855) - Madagascar.
T.a. abboti (Ridgway, 1893) - Aldabra I.

Beschrijving. 65-89 cm.; ca. 1500 gr.; spanwijdte 112-124 cm. Dikste snavel van de Threskiornis. Slagpennen en handpennen met zwarte verenpunt. In broedkleed, te onderscheiden van congeners door de naakte huid welke reikt tot aan het begin van de nek, waar soms een losse huidzak hangt; zwarte sierveren vaak overvloediger en ruiger dan bij T. molucca. Juveniel heeft zwrtbruine tertials, niet lacy; kop en nekveren; zwart gespikkeld en wit gestreept. Rassen bernieri en abotti meer dunsnavelig, de zwarte vleugelrand ontbreekt, met witte (bernieri) en blauwachtige (abotti) irissen.
Biotoop. Erg variabel; vooral de randen van boinnelandse zoetwatermoerassen, waterzuiverings installaties, graslanden, akkers, lagunes, getijdegebieden, eilanden in zee. Ook in de nabijheid van de mens, zoals erven, slachthuizen en vuilnisbelten aan de randen van steden. Soms ver van het water, vooral in recent platgebrandde gebieden.
Voedsel. In hoofdzaak insecten inclusief krekels, sprinkhanen en waterkevers; ook schaaldieren, wormen, schelpdieren, vissen, kikkers, hagedissen, en kleine zoogdieren; soms eieren van vogels en krokodillen, jonge vogels, aas, afval en zaden; in sommige gebieden worden vuilstorten bezocht om te foerageren op dierlijk en plantaardig afval. Meestal wordt overdag gefoerageerd in groepen van 2 - 20 vogels, soms oplopend tot 300; loopt langzaam, pakt levende prooi door te pikken of modder of zachte aarde te doorzoeken.
Broedbiologie. Begint meestal tijdens of kort na regen , maar in overstromingsgebieden eileg ook in droge seizoen. Kolonies van 50-2000 paar, vaak met andere Ciconiiformes. Nestelt in bomen of struweel, of op de kale grond op rotseilanden; nest is een groot platform van takken en twijgen, opgevuld met bladeren en gras. Gemiddeld 2-3 eieren (2-5); broedduur 28-29 dagen; kuikens hebben  zwart dons op kop en nek, en verder wit dons; ze vliegen uit na 35-40 dagen. Oudst geringde vogel meer dan 21 jaar oud. Broedsucces vaak erg laag, met minder dan 1 uitvliegend jong per nest.
Trek. Nomadisch of trek. Verplaatsingen van honderden kilometers om te gaan broeden tijdens regens; vogels N van de evenaar gaan naar noordwaarts, vogels Z van de evenaar zuidwaarts, beide keren terug aan het einde van de regens of aan het begin van het droge seizoen. Vogels gevangen in Angola en Zambia waren 1000-1500 km zuidelijker geringd in Zuid-Afrika. Er is weinig informatie beschikbaar over de Iraakse populatie; aanwezig het hele jaar rond, hoewel niet noodzakelijk standvogels; klein aantal overwinterd in Iran. Dwaalgasten gemeld in Koeweit en Noord-Yemen.
Status en bescherming. Niet wereldwijd bedreigd. Wijdverspreid en algemeen tot zeer algemeen in Afrika, met kolonies tot 2000 paar. Tamelijk algemeen in Zuid-Irak in de zeventiger jaren; talrijk in het verleden in Egypte, b.v. 1,5 miljoen gemumificeerde vogels in de catacomben van Saqqara; blijkbaar gewoon tot het begin van de 19e eeuw, maar hier naar alle waarschijnlijkheid verdwenen rond 1850. Ras bernieri schaars, kolonies worden waarschijnlijk geplunderd. Ras abbotti bestaat uit een kleine populatie van naar schatting 150-200 vogels in 1968; is waarschijnlijk afgenomen als gevolg van jacht en verstoring door tijdelijke arbeiders op Aldabra; wordt als zeldzaam beschouw in Red Data Book (1978/79); effectieve wettelijke bescherming en beheer heeft recentelijk het broedsucces verbeterd; met aantallen die hoog genoeg lijken om de soort in stand te houden. Cites III in Ghana.

Bibliography:
"sla ik over, zie:" Handbook birds of the World Vol 1 1992


E-mail:
Michel Klemann
Het Zwanevlot 106
7206 CE Zutphen